Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En ik zal een bete [11]broods langen, dat Gij Uw [12]hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan, [13]daarom omdat Gij tot Uw knecht overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt. 11. De Hebreen noemen brood allerlei spijs, 1 Sam.14:24; Matth.6:11, Matth.15:2; Luk.14:1,15. Verg. boven hfdst.3 vs.19. 12. Zie deze manier van spreken, Richt.19:58; Ps.104:15; 1 Kon.13:7. Sterken, is hier verkwikken en voeden, wat het brood doet, Ps.104:15; niet uit zichzelf, maar door den zegen Gods; Deut.8:3; Matth.4:4. 13. Anders, want gij daarom, enz. Niet dat hij meende, dat dit hun voornemen geweest was, maar dat God hen door zijn voorzienigheid daarom derwaarts geleid had. Zie onder, hfdst.33 vs.10.